Naar begin Terug

ZEEUWSCH-VLAANDEREN is een van de zeldzame Nederlandsche gewesten, waar vlas bewerkt wordt. Vooral sinds den oorlog heeft deze nijverheid, die hier speciaal als huis-nijverheid beoefend wordt, een groote vlucht genomen. De laatste jaren echter beleefde deze tak van bestaan een geweldige inzinking, totdat een drietal jaren geleden regeeringssteun verlichting bracht in den vorm van zaai-, reep-, en zwingelpremies. Toch bleef de vlasnijverheid kwijnend. Maar nu dit seizoen gaat het goed. De prijzen zijn loonend. Men kan nu weer,,zijnen bottram verdienen met het vlassen.” En dat beteekent heel wat voor een streek, waar naast enkele vlasfabrieken tientallen kleine ,,vlaserkes” leven, die in hun bedrijfje neerstig werken van den vroegen ochtend tot den laten avond om in het onderhoud van een gezin te voorzien. Het vlassen in de vlasspinnerij is een van de oudste handwerken. Reeds op oud-Egyptische grafsteenen vindt men voorwerpen afgebeeld, die hierop betrekking hebben. Ook onze Germaansche voorouders hadden bij hun primitieve hutten een blokje vlas liggen, dat de vrouwen zelf verwerkten tot ruwe linnen kleederen.

Als de lente waait over het land, wordt het vlaszaad aan de donkere aarde toevertrouwd. En als de zomer met z’n rijke kleuren ons vlakke polderland in warmen gloed zet, liggen daar de vlasakkers als teer-groene tapijten tusschen de forschere strakheid van jonge korenvelden. Bloeiend lijken de vlasakkers een bonte wemeling van lichtblauwe vlinders, die dartelen in den zomerschen wind. Vlaskoopers trekken de polders door, keuren met kennersblik de weelderige velden en trachten met de boeren tot akkoord te komen. Ze koopen ‘t vlas groen. Ten teeken dat ‘n blok verkocht is, plant men in ‘t midden een grooten tak, ‘n “mei” genaamd. Zoo nadert de tijd, dat het vlas gesleten wordt. De slijters worden betaald per schrang (busseltje). Het gaat er hard toe, met zekeren naijver op elkaar, in de laaiende zonnehitte. De voorbaas geeft om het half uurtje even rust en roept: pijpschof (letterlijk beteekent dit: even rusten om een pijp te rooken, hetgeen echter meestal niet gedaan wordt). De gemiddelde prestatie bedraagt per slijter ongeveer 500 schrangen daags. Volksgebruiken in het boerenleven gaan, mede tengevolge van de moderniseering in het bedrijf, steeds meer en meer tot het verleden behooren. Toch herinnert de naam ,,slijtpap” aan den nog nietlangvoorbijen tijd, dat de boerin haar volk bij het slijten op deze pap vergastte, die als een lekkernij beschouwd werd (hier denken we ook aan de ,”boekapap” bij het boekweit dorschen).
Het vlas komt nu naar huis en moet eerst van zijn zaad ontdaan worden. Deze bewerking noemt men repen, een oud woord, dat plukken, oogsten beteekent. Ditgebeurt bijna uitsluitend op den reep. Soms ook wel met een dorsch- of klopmachine. De zaadbollen worden gebroken en het aldus verkregen lijnzaad verkocht (lijn is het oude woord voor vlas; men hoort het ook nog in linnen, lijnwaad, lijnkoeken, lijnmeel en linoleum). Dit zaad levert dan elders als bijproduct: lijnolie, een vette, drogende olie, die ook gebruikt wordt bij de vervaardiging van linoleum. Dit gereept of gerepeld vlas wordt nu verder bewerkt. Zoo’n vlasstengel bestaat voor drievierde deel uit hout en een vierde bast. Deze bast bestaat weer voor de helft uit de eigenlijke zuivere vezel, waar het om te doen is. Maar in dien bast bevindt zich o.a. ook een kleverige zelfstandigheid, die pectose heet. Deze stof kan slechts verwijderd worden nadat het vlas geroot is. Vroeger werd het vlas hier uitsluitend geroot in daarvoor aangelegde breede slooten, rootputten geheeten. Dit waterroten is nu zoo goed als verdwenen, vooral door invloed van hierheen gevluchte Belgen tijdens den oorlog. Het heeft nu plaats gemaakt voor het z.g. dauwroten, waarbij het vlas op het land wordt uitgespreid en aan de werking van het regenwater wordt blootgesteld. Men noemt dit hier vlas laven. De duur van dit laven hangt heelemaal af van het weer. Naast dit natuurlijk roten onderscheidt men het kunstmatig roten, dat bestaat uit warmwaterroten, het stoom- en heetwaterroten en het roten met verdund zwavelzuur. In groote bedrijven wordt dit wel toegepast. Het goed gelaafde vlas heeft ‘n blauwige kleur en verhuist nu, als het flink droog is, naar den bookmolen. waar het vlas gebookt, d.w.z. gebroken wordt. Vroeger gebeurde dit met een hamer, maar nu worden algemeen bookmolens gebruikt, die al heel dikwijls door electrische kracht gedreven worden. De aldus gekneusde en verbrokkelde vlasstengel komt in de handen van den zwingelaar. Het zwingelen dient om de reeds losgemaakte en gebroken houtdeelen uit de vlasstengels te verwijderen. Vroeger gebruikte men hiertoe een zwingelplank en zwingelmes, thans uitsluitend zwingelmolens. Voor de electrificatie van Zeeuwsch-Vlaanderen werden deze molens met den voet gedreven. Dat was een geweldig zwaar werk, terwijl ge den zwingelaar niet bekennen kondt van het rond hem warrelende stof. Als alzoo de vlasvezels na moeizamen arbeid gezuiverd zijn, wordt dit gezwingeld vlas per baal (100 kg) verkocht. Vroeger werd het vlas eerst nog wel gehekeld, waarbij de te korte vlasbundels werden afgezonderd en de lange vezels op orde gelegd. Dit wordt thans maar heel zelden meer gedaan. Het gezwingeld vlas gaat veelal naar Duitschland of België, waar de spinnerijen en weverijen de vezels verder verwerken tot linnen. Er zit een zekere tragiek in de geschiedenis van den vlasstengel. In den zomer onder stralende zon is hij de pracht van den polder, met z’n blauwe, teere bloemen; in den winter wordt hij geradbraakt en gebroken, geslingerd en geslagen, terwijl buiten loodgrijze luchten zwaar hangen boven naakte velden. Zoo zoeven de zwingelmolens en de menschen ademen het benauwende stof, maar toch klinkt er 'n lied: er is een boterham te verdienen. Ze zijn een nijver volk, die vlassers.

Vlasnijverheid

            in Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen 1936

Een authentiek essay met foto's over de vlasteelt en -verwerking uit de Panorama van april 1936

Door: L. Lockefeer

Om een kijkje te nemen in het vlasmuseum  Een filmpje over de moderne vlasbewerking  Voor het beluisteren van het vlasserslied

Einde van het rootproces


In een textielbedrijf wordt vlas gesponnen en daarna geweven tot linnen stoffen. Voordat het vlas tot garen kan worden gesponnen, zijn er een aantal bewerkingen nodig. We hebben het dan over repelen, roten en zwingelen. We spreken in dit geval van vlasnijverheid. Zeeuws-Vlaanderen was geruime tijd de belangrijkste streek hiervan in Nederland.


Een van die bewerkingen is dus roten. We kennen dauwroot (natuurlijk proces door regen en mist in de buitenlucht) en warmwaterroot (proces met behulp van warm water).

Als we over een vlasfabriek uit de vorige eeuw praten dan hebben we het altijd over warmwaterroten. Zo ook als het gaat over Vlasfabriek St. Andries. Naast dit grote bedrijf hadden we nog vijf kleinere vlasfabrieken in Koewacht. Laten we de grootste maar eens van iets dichterbij bekijken.


In 1938, om precies te zijn op 17 september, werd de Coöperatieve vlasfabriek St. Andries geopend. Je kon als vlasbedrijf participeren in deze coöperatie, zodat je op die manier recht had op het hier roten en zwingelen van vlas.

De vlasfabriek was de grootste in de regio en zorgde voor veel bedrijvigheid in het dorp. Mensen uit de omgeving kwamen naar de fabriek om te werken en te leren over het vlasverwerkingsproces. De fabriek was voorzien van moderne machines en technieken, waardoor het productieproces efficiënt verliep.

Gedurende de jaren groeide de vlasfabriek uit tot de grootste van West-Europa met een capaciteit van 37 rootkamers en leverde het producten van hoge kwaliteit. De fabriek had een goede reputatie en stond bekend om zijn vakmanschap en innovatie. Echter, met de opkomst van synthetische materialen en globalisering begon de vraag naar vlasproducten af te nemen.

In de jaren 70 van de vorige eeuw moest de Vlasfabriek Sint Andries de deuren sluiten vanwege concurrentie en veranderende marktomstandigheden.


Het rootproces

Het principe van roten is:

Onderdompelen van het vlas in warm water en wachten tot het proces klaar is.

 

Men bouwde een aantal rootkamers, een waterreservoir, een kachel om water te verwarmen en een buizenstelsel om het water te verplaatsen.


Het vlas werd op een bepaalde manier in een rootbak of rootkamer geplaatst. De bedoeling was om er zo veel mogelijk in te stapelen en te zorgen dat het niet ging drijven op het water. De bak werd daarna gevuld met warm water. Het proces was bedoeld om een natuurlijke bacteriegroei door het warme water te starten en te stimuleren. Deze bacteriën zorgen ervoor dat het hechtingsmiddel (pectine) waarmee de vezels (vlaslint of linnen) aan de houterige stengel zitten vastplakt, begint op te lossen. Hierdoor kunnen de vezels gemakkelijk van de stengel worden verwijderd.


Het hele proces van het roten van vlas is essentieel om sterke en duurzame linnen stoffen te produceren. Men heeft wel geprobeerd om zonder roten de vezel los te maken, maar dat leidde niet tot het beoogde resultaat. De vezels waren niet soepel genoeg om tot garen te worden gesponnen en we kregen linnen van lagere kwaliteit. Daarom is het roten van vlas (in warm of koud water) een cruciale stap in het productieproces.


De rootmeester

Een belangrijke taak was weggelegd voor de “rootmeester”. Hij moest het hele rootproces managen. Zodra de rootbak of rootkamer gevuld was met vlas werd de deur hermetisch afgesloten. Water dat in een grote tank was opgewarmd tot de juiste temperatuur werd door een dikke buis in de bak gelaten. Het vlas moest helemaal onder water staan. Na het vollopen moest de temperatuur van het geheel ongeveer 35 graden Celcius zijn, ideaal voor de bacteriegroei.

Elke dag werd de temperatuur gecontroleerd. Regelmatig werd er getest of het proces was voltooid. Bovenin elke rootbak zat n.l. een kleine opening waardoor men een kleine hoeveelheid vlas haalde om te testen. Was het vlas voldoende geroot, dan werd het gespoeld met koud water om het overtollige vuil en lijm te verwijderen. Hier eindigde de taak van de rootmeester. Hij moest het hele proces vastleggen op zogenaamde “rootkaarten”. Hiernaast zie je een voorbeeld uit 1944. We zien op de rootkaart o.a. de naam van de eigenaar van het vlas, Het nummer van de rootkamer of rootbak, het oogstjaar, de begin- en einddatum, de dagelijkse controles met daarbij de temperatuur in de rootkamer, de eindtemperatuur, de totale duur van het proces en ten slotte de handtekening van de rootmeester.


De rootkaarten

De rootkaarten werden jaar na jaar bewaard en netjes gebundeld. Toen de fabriek stopte was de kast op kantoor gevuld met alle jaargangen, dus vanaf 1938. Er is echter veel gebeurd na de sluiting. Zo zijn ook alle rootkaarten door “indringers” door het hele gebouw gegooid. Je ziet daarvan een foto hiernaast. Gelukkig was jaargang 1944 nog helemaal intact en is bewaard gebleven.


Na dit proces werd het vlas op het grasveld gevoerd en te drogen gezet om als het droog was verder te worden verwerkt.


Zwingelen

De fabriek beperkte zich niet lauter tot roten. Ook werden er hangars gebouwd met daarin de modernste zwingelmachines. Zwingelen is het breken en verwijderen van de houterige vlasstengels zodat het zuivere vlaslint of linnen overblijft. Dit bespreken we hier echter niet.


De sloop

De oude fabrieksgebouwen zijn lange tijd blijven staan en verworden tot een ruïne omdat slopen erg duur was. De rootbakken waren een soort bunkers van gewapend beton en op de andere gebouwen lagen honderden vierkante meters asbestplaten. Niemand kon de aandeelhouders verplichten de gebouwen op te ruimen. Gelukkig dat er na tientallen jaren toch een oplossing kwam: De gemeente maakte samen met een projectontwikkelaar een plan om op de plaats van de fabriek vier villa’s te bouwen. Zodoende konden de kosten van de sloop verrekend worden in de prijs van de grond. Dit plan is uitgevoerd en het is daar momenteel een prachtige plaats om te wonen: vlak bij het dorp en midden in de natuur.

Vlasfabriek St. Andries al jaren niet meer in gebruik

Rootbakken (kamers) hermetisch afgesloten. Op het dak het waterreservoir (wit)

Aan elke rootkamer was een thermometer bevestigd om dagelijks te meten

Rootkaart uit 1944 die de voortgang van het proces vastlegde

Vandalen hebben de rootkaarten door de hele gebouw gegooid

Na tientallen jaren is de eens zo bekende fabriek verworden tot een ruïne en overwoekerd door de natuur

2010 de sloop gaat beginnen

2024….Dit kantoortje van de directeur staat er nog steeds